Je mag het eerst bij God neerleggen; Hem gebruiken als ‘filter’.
Laatst gaf iemand me feedback. Ik merkte dat ik me wilde verdedigen, maar dat daar niet zoveel ruimte voor was. Misschien was het de toon die me triggerde. Het was ook eigenlijk niet echt nodig om me te verdedigen. Al met al ging het om iets kleins, was er dan ook niet zoveel aan de hand en is het volledig aan mezelf om iets te doen met de feedback (of niet).
Toch, die avond, bleef het gesprek door m’n hoofd spoken.
Had ik niet …
Had ik misschien …
Zal ik morgen …
Ik voelde dat het gesprek zich met weerhaakjes in me ‘vast’ had weten te wroeten. In mijn gedachten en overtuigingen.
Voordat ik vol in mijn ‘zelf doen’-valkuil stapte, begon ik te bidden om het bij God neer te leggen.
Hij liet me iets moois zien.
Hij liet me zien dat als iemand iets tegen je zegt, je dit niet meteen hoeft toe te laten in je binnenste. Misschien zelfs niet toe mág laten. Je mag het eerst bij God neerleggen; Hem gebruiken als ‘filter’.
Degene die feedback geeft is ook maar een mens. Een mens dat net als een ieder te maken heeft met menselijke, wereldse dingen. Hij of zij spreekt niet namens God en daar mag je je bewust van zijn.
Sterker nog: ik denk dat je hier zelf een verantwoordelijkheid in hebt; het niet ‘zomaar’ binnenlaten van wat anderen zeggen. Zodat je niet aan jezelf gaat twijfelen, maar ook zodat je niet oordeelt over de ander. Daar weet je immers ook de drijfveren niet van.